het been1 benen

noga
Tijdens de wintervakantie heeft ze haar been gebroken. Med zimskimi počitnicami si je zlomila nogo.


Idiomi:
Dat houdt me op de been. To me drži pokonci.

De dief nam de benen. Tat jo je pobrisal.

een blok aan iemands been zijn biti komu v breme

iemand een stok tussen de benen gooien/steken metati komu polena pod noge

iemand op het verkeerde been zetten speljati koga na stranpot(i)

met beide benen op de grond staan stati z obema nogama na tleh

met het verkeerde been uit bed gestapt zijn vstati z levo nogo

Ze probeert altijd haar beste beentje voor te zetten. Vedno poskuša dati vse od sebe.



Vir: Nizozemsko-slovenski slovar - Anita Srebnik

Komentiraj slovarski sestavek