betrokken prid.
1. vpleten; zadeven
○ Hij wil niet bij die zaak betrokken zijn. Noče biti vpleten v to zadevo.
2. zavzet
○ De professor is altijd erg betrokken bij zijn studenten. Profesor je vedno zelo zavzet za svoje študente.
3. oblačen
○ een betrokken lucht oblačno nebo
4. mračen; mrk
○ een betrokken gezicht mrk obraz