het blok blokken
1. poleno
○ Gooi eens een paar blokken hout in het vuur. Vrzi nekaj polen na ogenj.
2. strnjena vrsta hiš
○ Zullen we een blokje om lopen? Se sprehodiva malo okoli vogala?
3. kocka
○ ijsblokje kocka ledu
Idiomi:
○ Hij viel als een blok in slaap. Zaspal je kot ubit.
○ Hij is een blok aan mijn been. V breme mi je. / Drži se me kot klop.