de bui buien
1. ploha, naliv; padavine
○ De weersverwachting: bewolkt met hier en daar een bui. Vremenska napoved: oblačno z občasnimi plohami.
2. razpoloženje
○ Vandaag heeft hij een slechte bui. Danes je slabo razpoložen. / Danes je slabe volje.