daardoor daardoorprisl.
1. zato, zaradi tega
○ Hij werd ziek en kon daardoor niet werken. Zbolel je in zato ni mogel delati.
2. tam skozi
○ Er zat een klein gat in de muur en de muis kwam daardoor de kamer in. V zidu je bila majhna luknja, skozi katero je prišla miš v kuhinjo.