donderen donderde, heeft/is gedonderd
1. (za) grmeti
○ Ik hoor het in de verte donderen. V daljavi slišim grmenje.
2. [pog.] treščiti, zgrmeti (na tla)
○ Hij had zo veel gedronken dat hij van de fiets donderde. Tako se je napil, da je zgrmel s kolesa.