draaien draaide, heeft/is gedraaid
(za)vrteti; z(a)viti
○ De aarde draait om de zon. Zemlja se vrti okoli sonca.
○ Ik heb het verkeerde nummer gedraaid. Zavrtel sem napačno številko.
○ In Trianon draait er een goede film. V Trianonu vrtijo dober film.
○ De weg draait hier naar links. Cesta tu zavije na levo.
Idiomi:
○ iemand een loer draaien zagosti jo komu