een2 nedol. čl.
○ Wilt u een kopje koffie? Boste skodelico kave?
○ Haar broer is een echte Rembrandt. Njen brat je pravi Rembrandt.
○ Er is een zekere meneer Edelman voor je aan de telefoon. Kliče te neki gospod Edelman.
○ Een vierkant heeft vier zijden. Kvadrat ima štiri stranice.
○ een ... of ... kakšnih, približno, okoli
○ Ik heb een maand of tien in Leiden gewoond. V Leidnu sem živela kakšnih deset mesecev.
○ Ik kom om een uur of vijf. Prišla bom okoli petih.