enig1 prid.
1. edini
○ Marja is enig kind. Marja je edinka.
○ Het enige wat we kunnen doen, is wachten. Edino, kar lahko storimo, je, da čakamo.
2. edinstven, enkraten, čudovit
○ Wat enig dat je komt! Kako čudovito, da prideš!
○ Wat een enige oorbellen! Kako čudoviti uhani!