genieten genoot, heeft genoten
1. uživati
○ Ik heb genoten van de muziek. Užival sem v glasbi.
2. uživati, biti deležen
○ Hij geniet mijn vertrouwen. On je deležen mojega zaupanja.
Idiomi:
○ met volle teugen genieten van iets zelo uživati v čem