het genoegen genoegens
1. zadovoljstvo
○ Dit werk geeft me veel genoegen. To delo mi daje veliko zadovoljstva.
2. veselje, radost, užitek
○ Ik luister altijd met veel genoegen naar hem. Vedno ga poslušam z velikim veseljem.
○ Doe me een genoegen en houd je mond. Naredi mi uslugo in drži jezik.