hoog1 prid.

visok
Ze zijn hier een hoog gebouw met vijftien verdiepingen aan het bouwen. Tu gradijo visoko zgradbo s petnajstimi nadstropji.
Hij heeft een hoge bloeddruk. Ima visok krvni pritisk.
hoog tijd, de hoogste tijd skrajni čas
Het is hoog tijd dat we naar huis gaan. Skrajni čas bo že, da gremo domov.



Vir: Nizozemsko-slovenski slovar - Anita Srebnik

Komentiraj slovarski sestavek