kwaad3 prisl.
1. jezno
○ De leraar kijkt kwaad naar zijn leerlingen. Učitelj jezno pogleduje učence.
2. slabo; zlo; hudobno
○ Hij meent het zo kwaad niet. On nič slabega ne misli. / On ne misli tako slabo.
Idiomi:
○ zo goed en zo kwaad als het gaat po svojih najboljših močeh