lang2 prisl.
dolgo
○ Wat duurt dat lang! Kako dolgo to traja!
○ lang geleden pred dolgim časom, dolgo nazaj
○ Ik heb hem lang geleden voor het laatst gezien. Nazadnje sem ga videla pred dolgim časom.
○ Ze heeft een heel jaar lang met hem samengewoond. Z njim je živela (eno) celo leto.
○ bij lange (na) niet še zdaleč ne
○ Hij is bij lange na niet zo rijk als zijn broer. Še zdaleč ni tako bogat kot njegov brat.
Idiomi:
○ Hij zal het niet lang meer maken. Ne bo več dolgo (živel).
○ lang en breed na dolgo in široko
○ Ze hebben er lang en breed over gediscussieerd. O tem so razpravljali na dolgo in široko.