nauwelijks prisl.
skoraj ne, komaj(da)
○ Ik kan nauwelijks geloven dat hij dat gedaan heeft. Skoraj ne morem verjeti, da je to storil.
○ De leraar was nauwelijks weg of de leerlingen begonnen met elkaar te vechten. Komaj je učitelj odšel, že so se učenci začeli pretepati.