(zich) onthouden onthield, heeft onthouden
1. zapomniti si
○ Ik kan zijn naam niet onthouden. Ne morem si zapomniti njegovega imena.
2. zadržati; zamolčati
○ De minister was boos, omdat hem informatie werd onthouden. Minister je bil jezen, ker so mu zamolčali informacijo.
3. odpovedati se
○ Hij onthoudt zich van snoep, omdat hij te dik is. Odpovedal se je sladkarijam, ker je predebel.