overbrengen bracht over, heeft overgebracht
1. prestaviti, premestiti, prenesti, prepeljati
○ We moeten de meubelen naar het nieuwe huis overbrengen. Pohištvo moramo prenesti v novo hišo.
○ Hij werd overgebracht naar het ziekenhuis. Prepeljali so ga v bolnišnico.
2. posredovati, prenesti; predati, sporočiti
○ boodschappen overbrengen posredovati sporočila
○ iemands groeten overbrengen aan iemand prenesti komu pozdrave