overheen prisl.
1. čez
○ Er lag een paarse doek over de kist heen. Čez krsto je bilo pogrnjeno škrlatno pregrinjalo.
2. mimo; prek(o)
○ Er gingen drie jaar overheen voordat ze elkaar begonnen te groeten. Minila so tri leta, preden sta se začela pozdravljati.
○ Hij is er nooit overheen gekomen dat zijn vrouw hem verliet. Nikoli ni prebolel tega, da ga je zapustila žena.