overleveren leverde over, heeft overgeleverd
1. izročiti
○ Ze hebben de misdadiger aan de politie overgeleverd. Kriminalca so izročili policiji.
2. predati se, prepustiti se
○ Ik heb me aan mijn lot overgeleverd. Predala sem se svoji usodi.
3. prenesti
○ Die verhalen worden van geslacht tot geslacht overgeleverd. Te zgodbe se prenašajo iz roda v rod.