de piek pieken
1. vrh
○ Vanuit mijn huis kun je de pieken van de Alpen zien. Z mojega stanovanja se vidijo vrhovi Alp.
2. (prometna) konica/špica
○ Het is heel druk op de wegen, maar in het weekend verwacht men de piek. Na cestah je velika gneča, a med vikendom pričakujejo prometne konice.