de plaats plaatsen
prostor, kraj, mesto
○ Er is genoeg plaats voor ons allemaal. Za vse nas je dovolj prostora.
○ Zijn kinderen komen voor hem op de eerste plaats. Zanj so njegovi otroci na prvem mestu.
○ U mag plaats nemen naast mijn vrouw. Lahko se usedete zraven moje žene.
○ in plaats van namesto
○ We zouden veel boodschappen lopend kunnen doen in plaats van met de auto. Veliko nakupov bi lahko opravili peš namesto z avtom.