het punt2 punten
točka
○ Voor het juiste antwoord krijg je tien punten. Za pravilen odgovor dobiš deset točk.
○ Wiskunde is haar zwakke punt. Matematika je njena šibka točka.
○ Op dit punt zijn we het met elkaar eens. V tem pogledu se strinjava.
Idiomi:
○ als puntje bij paaltje komt v odločilnem trenutku
○ Dat vind ik geen punt. To se mi sploh ne zdi problematično. / To sploh ni problem.
○ een teer punt občutljiva točka
○ op het punt staan om ... skoraj začeti (s čim)
○ Ik stond op het punt weg te gaan toen de telefoon ging. Ravno sem hotela oditi, ko je zazvonil telefon.