uitbesteden besteedde uit, heeft uitbesteed
1. dati v varstvo/oskrbo
○ De kinderen werden een dagje bij opa en oma uitbesteed. Otroci so bili en dan v varstvu pri babici in dedku.
2. naročiti opravilo del
○ We hebben het schilderen van ons huis aan een firma uitbesteed. Hišo smo dali prepleskati nekemu podjetju.