verbranden verbrandde, heeft/is verbrand
1. zažgati
○ Ik heb al de foto's van mijn ex verbrand. Zažgala sem vse fotografije svojega bivšega.
2. pogoreti, zgoreti; opeči (si)
○ Het huis is helemaal verbrand. Hiša je popolnoma zgorela.
○ Ik heb mijn vingers verbrand. Opekla sem si prste.
○ Zijn gezicht is door de zon verbrand. Obraz ima opečen od sonca.