(zich) verplaatsen verplaatste, heeft verplaatst
1. prestaviti, premestiti
○ Wie helpt me om de tafel te verplaatsen? Kdo mi bo pomagal prestaviti mizo?
2. vživeti se
○ Ik vind het moeilijk om me in jouw situatie te verplaatsen. Težko se vživim v tvoj položaj.