de verzekering verzekeringen
1. zavarovanje
○ een verzekering aangaan/afsluiten skleniti zavarovanje
○ De verzekering dekt de schade. Zavarovanje krije škodo.
2. zagotovilo
○ Ik kan u de verzekering geven, dat uw auto morgen gerepareerd zal zijn. Lahko vam zagotovim, da bo vaš avto jutri popravljen.