waardoor waardoorprisl.
1. skozi kaj; skozi kar
○ Hier is een raam waardoor je naar binnen kunt klimmen. Tu je okno, skozi katerega lahko splezaš noter.
2. zakaj; zaradi česa(r)
○ Ik weet waardoor het komt. Vem, zakaj je tako.
○ Waardoor ben je van gedachten veranderd? Zakaj si si premislil?