de week weken
teden
○ Volgende week komt opa op bezoek. Naslednji teden pride dedek na obisk.
○ Tina werkt drie dagen per week. Tina dela tri dni na teden.
○ Door de week sta ik vroeg op, maar in het weekend slaap ik uit. Ob delavnikih zgodaj vstajam, ob koncu tedna pa dolgo spim.