wikkelen wikkelde, heeft gewikkeld
1. zaviti
○ Ze wikkelde de schoenen in een oude krant. Čevlje je zavila v star časopisni papir.
2. vplesti (se), zaplesti (se)
○ Het bedrijf is in een gevecht gewikkeld met de overheid. Podjetje je vpleteno v spor z vlado.
○ in een gesprek gewikkeld zijn biti zapleten v pogovor