wrijven wreef, heeft gewreven
1. oplaziti; podrsati ob
○ met het been over iets wrijven oplaziti kaj z nogo
2. vtreti
○ Ze wreef zalf op haar huid. Vtrla si je mazilo v kožo.
3. podrgniti; pometi
○ Hij wreef zijn ogen. Pomel si je oči.
○ Hij wreef zich in de handen van plezier. Mel si je roke od zadovoljstva.