de zij(de)1 zijden/zijdes
1. stran; stranica
○ Je kunt op beide zijden van het papier schrijven. Pišeš lahko na obe strani papirja.
○ Van de zijde van de gemeente was er veel kritiek. S strani občine je bilo veliko kritike.
2. bok
○ Ze stond met de handen in haar zij. Stala je z rokami, uprtimi v boke.