zwart1 prid.
črn
○ Anna draagt het liefst zwarte kleren. Anna najraje nosi črne obleke.
○ Het werd me zwart voor de ogen. Stemnilo se mi je pred očmi.
Idiomi:
○ de zwarte markt črni trg
○ een zwarte lijst črna lista
○ het zwarte schaap črna ovca
○ zwart geld nezakonit denar
○ zwarte humor črn humor
○ zwart op wit črno na belem